Geschiedenis
De Friese Doopsgezinde Sociëteit bestaat al vanaf 1695 en is dus meer dan driehonderd jaar oud. Bij de eerste algemene vergadering op 3 juni 1696 hadden 51 doperse gemeenten zich aangesloten. Naast de Friese gemeenten waren dit ook drie Groningse doperse gemeenten te weten Groningen, Nieuwezijl en Sappemeer. De contributie bedroeg drie stuivers per - niet armlastig - gemeentelid. Vanaf 1696 wordt er ieder jaar een vergadering gehouden op woensdag, donderdag of vrijdag na Pinksteren. Een gewoonte die tot in 2003 bestaat! Naast deze algemene vergadering vinden er bijeenkomsten plaats over een speciaal onderwerp of hulpaanvragen.
Het doel van de Friese Doopsgezinde Sociëteit is altijd geweest hulp en ondersteuning te verlenen aan buitenlandse en binnenlandse geloofsgenoten. Ten tijde van de oprichting waren dit de broeders en zusters uit de Pfalz waar nog wel vervolgingen en gevangenschap van de dopers plaats vond in tegenstelling met de Nederlanden waar de dopers betrekkelijk vrij waren. Maar ook Zwitserse broeders en zusters en anderen die om hulp vroegen werden naar vermogen (financieel) ondersteund. Daarnaast is er altijd - indien nodig - aan eigen nooddruftige gemeenteleden of gemeenten steun verleend, bijvoorbeeld om een voorganger / predikant te kunnen bekostigen of om te voorzien in de kosten bij ziekte of vervanging van de predikant. Tot op de dag van vandaag bestaat er nog een zogenaamde verlofkas waaruit de extra onkosten ten gevolge van het studieverlof van een predikant betaald kunnen worden.
Naast financiële steun is er in de loop van de drie eeuwen van het bestaan van de Friese Doopsgezinde Sociëteit ook vaak bemiddeld bij meningsverschillen. Als doel was er bij de oprichting ook gesteld te komen tot onderlinge 'volkomen enigheid van broederlijke liefde, eendracht en christelijke verdraagzaamheid'. Zowel bij onderlinge verschillen als problemen tussen doperse gemeenten of voorgangers en de overheden traden de afgevaardigden of gecommitteerden (bestuursleden) op.
Doopsgezind Friesland bestond in de tijd van de oprichting uit vier 'klassen' te weten Harlingen, Franeker, Dokkum en Sneek. Deze vier 'klassen', leverden elk twee afgevaardigden in het bestuur. Dit wisselde ieder jaar, maar de gecommitteerden werden alleen gekozen uit de 'bekwaamste en meest contribuerende gemeenten'. Harlingen speelde hierin een belangrijke rol. Tegenwoordig is Doopsgezind Friesland opgedeeld in drie Ringen, de Ring Akkrum, Dantumawoude en Bolsward. Iedere Ring levert nog steeds een afgevaardigde voor het bestuur van de Friese Doopsgezinde Sociëteit, naast een voorzitter, secretaris en de leden van de financiële commissie.
Vanaf 1813 werden er in Friesland door de Sociëteit ook eigen proponenten geëxamineerd en aangesteld naast de Kweekschool in Amsterdam. Het was vooral vanwege de kosten en de afstand dat dit vanuit Friesland opgezet werd. Maar ook vanuit de visie dat de doopsgezinde gemeenten zouden blijven groeien. Toen deze groei niet langer doorzette verdween de eigen proponentsopleiding naar Amsterdam. Wat restte was het Fries Doopsgezind Studiefonds dat nog steeds bestaat en tegemoet komt aan studiekosten van studerenden, lekenpredikers en voorgangers die werkzaam zijn in de provincie Friesland.